Renata Beck
27 maart 2018

Schoenenleed

Wie hoog wil gaan moet pijn doorstaan 

Na een korte nacht, een kleine fietstocht langs de Hudson en 1,5 uur met de benen omhoog op het Radisson hotelbed,  is het callingtime voor JFK-AMS. Binnen een half uur heb ik mijn spullen ingepakt en ben gedoucht, geüniformeerd en met de haren omhoog in de make-up. Klaar voor vertrek werp ik nog een laatste tevreden blik in de spiegel, terwijl ik in mijn pumps stap. De flitsende 10 centimeter hoge pumps waar ik een klein vermogen aan heb uitgegeven. Mijn linkervoet glijdt vrij soepel in de schoen, maar de rechter krijg ik er nauwelijks in. Tijdens een onhandige move met fietsen stootte ik mijn voet. Even deed het veel pijn, maar tijdens het fietsen vergat ik het. Maar nu...

Zes tenen

Het lijkt alsof mijn rechtervoet gegroeid is, gewoon ineens een maat groter geworden. Alsof ik plotseling zes tenen heb. Ik kom niet in die pump. Ik pers en duw, schuif mijn vingers tussen schoen en hiel en kijk zoekend naar de kast of er een schoenlepel ligt. Na een paar minuten vergeefs proberen met een steeds roder wordend hoofd word ik een beetje zenuwachtig. Ik overdenk mijn opties. Één pump en één boordschoen? Twee boordschoenen. Mijn cowboylaarzen? Of toch maar doorduwen en die voet als een Assepoester in die pump forceren? Ik besluit tot het laatste. IJdelheid is my middle name. Het wordt een pijnlijke tocht naar de lobby. Elke stap voelt alsof ik op brandend houtskool stap. De purser ziet dat ik een beetje mank loop en vraagt waar ik last van heb, maar eenmaal aan boord in de comfortabele boordschoenen gaat het wel weer.

Irritant ijdel

Na het uitstappen op Schiphol begint de ellende opnieuw. Met veel duwen en diep ademhalen pers ik me in mijn mooie, hoge pumps en strompel van boord. De purser vraagt waarom ik niet lekker mijn boordschoenen aantrek, de captain zegt dat mijn gestrompel er grappig uitziet en stelt grijnzend voor mij naar het bemanningencentrum te dragen, en mijn maatje wil mij melig in een overgebleven rolstoel hijsen en biedt aan mij daarin naar P30 te rijden.

Ze zijn lief begaan en moeten gelukkig vreselijk lachen om mijn koppigheid.

Op boordschoenen in uniform voel ik me Ma Flodder. Een dwerg. Een kostschoolmeisje. Ik kom tot de pijnlijke conclusie dat ik irritant ijdel ben. Ik kan er niets aan doen. Wie mooi wil zijn, moet pijn lijden. Het is mijn lot, ik vervloek mezelf erom. Ik moet ermee zien te leven. Eenmaal in de auto schop ik opgelucht de pumps uit en rij op kousenvoeten naar huis. Ik loop zonder schoenen over straat richting mijn huis en zie in mijn ooghoek de vuilnismannen lachend naar mij wijzen.